Informatie over het woord uitrusten (Nederlands → Esperanto: satripozi)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈœy̯trɵstə(n)/
Afbrekinguit·rus·ten

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) rust uit(ik) rustte uit
(jij) rust uit(jij) rustte uit
(hij) rust uit(hij) rustte uit
(wij) rusten uit(wij) rustten uit
(jullie) rusten uit(jullie) rustten uit
(gij) rust uit(gij) rusttet uit
(zij) rusten uit(zij) rustten uit
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) uitruste(dat ik) uitrustte
(dat jij) uitruste(dat jij) uitrustte
(dat hij) uitruste(dat hij) uitrustte
(dat wij) uitrusten(dat wij) uitrustten
(dat jullie) uitrusten(dat jullie) uitrustten
(dat gij) uitrustet(dat gij) uitrusttet
(dat zij) uitrusten(dat zij) uitrustten
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
rust uitrust uit
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
uitrustend, uitrustende(hebben) uitgerust

Voorbeelden van gebruik

De troepen gingen overdag in dekking om uit te rusten en trokken na zonsondergang weer verder.
Ik heb begrepen dat we eerst naar Darwin moeten vliegen om uit te rusten tot we weer een nieuwe opdracht krijgen.
De vermoeide reizigers wilden niets liever dan uitrusten in de verkwikkende schaduw.
Van een vervallen terras waar ik even uitrustte, keek ik om mij heen en besefte dat er geen kleine huizen te zien waren.

Vertalingen

Esperantosatripozi
Poolswypocząć
Spaansdescansar