Informatie over het woord röntgenen (Nederlands → Esperanto: rentgeni)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈrɵntxənə(n)/
Afbrekingrönt·ge·nen

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) röntgen(ik) röntgende
(jij) röntgent(jij) röntgende
(hij) röntgent(hij) röntgende
(wij) röntgenen(wij) röntgenden
(jullie) röntgenen(jullie) röntgenden
(gij) röntgent(gij) röntgendet
(zij) röntgenen(zij) röntgenden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) röntgene(dat ik) röntgende
(dat jij) röntgene(dat jij) röntgende
(dat hij) röntgene(dat hij) röntgende
(dat wij) röntgenen(dat wij) röntgenden
(dat jullie) röntgenen(dat jullie) röntgenden
(dat gij) röntgenet(dat gij) röntgendet
(dat zij) röntgenen(dat zij) röntgenden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
röntgenröntgent
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
röntgenend, röntgenende(hebben) geröntgend

Vertalingen

Esperantorentgeni
Zweedsröntgenfotografera