Synoniem: renonce heben
Woordsoort | werkwoord |
---|---|
Uitspraak | /vərˈzak(n)/ |
Afbreking | ver·za·ken |
Aantonende wijs | |
---|---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
(ik) verzaak | (ik) verzaakte |
(jij) verzaakt | (jij) verzaakte |
(hij) verzaakt | (hij) verzaakte |
(wij) verzaken | (wij) verzaakten |
(jullie) verzaken | (jullie) verzaakten |
(gij) verzaakt | (gij) verzaaktet |
(zij) verzaken | (zij) verzaakten |
Aanvoegende wijs | |
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
(dat ik) verzake | (dat ik) verzaakte |
(dat jij) verzake | (dat jij) verzaakte |
(dat hij) verzake | (dat hij) verzaakte |
(dat wij) verzaken | (dat wij) verzaakten |
(dat jullie) verzaken | (dat jullie) verzaakten |
(dat gij) verzaket | (dat gij) verzaaktet |
(dat zij) verzaken | (dat zij) verzaakten |
Gebiedende wijs | |
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
verzaak | verzaakt |
Deelwoorden | |
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
verzakend, verzakende | (hebben) verzaakt |
Esperanto | renonci |
---|