Informatie over het woord opbakken (Nederlands → Esperanto: refriti)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈɔbɑkə(n)/
Afbrekingop·bak·ken

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) bak op(ik) bakte op
(jij) bakt op(jij) bakte op
(hij) bakt op(hij) bakte op
(wij) bakken op(wij) bakten op
(jullie) bakken op(jullie) bakten op
(gij) bakt op(gij) baktet op
(zij) bakken op(zij) bakten op
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) opbakke(dat ik) opbakte
(dat jij) opbakke(dat jij) opbakte
(dat hij) opbakke(dat hij) opbakte
(dat wij) opbakken(dat wij) opbakten
(dat jullie) opbakken(dat jullie) opbakten
(dat gij) opbakket(dat gij) opbaktet
(dat zij) opbakken(dat zij) opbakten
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
bak opbakt op
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
opbakkend, opbakkende(hebben) opgebakken

Vertalingen

Esperantorefriti