Informatie over het woord rammeien (Nederlands → Esperanto: rami)

Synoniemen: heien, rammen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/rɑˈmɛɪjə(n)/
Afbrekingram·mei·en

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) rammei(ik) rammeide
(jij) rammeit(jij) rammeide
(hij) rammeit(hij) rammeide
(wij) rammeien(wij) rammeiden
(jullie) rammeien(jullie) rammeiden
(gij) rammeit(gij) rammeidet
(zij) rammeien(zij) rammeiden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) rammeie(dat ik) rammeide
(dat jij) rammeie(dat jij) rammeide
(dat hij) rammeie(dat hij) rammeide
(dat wij) rammeien(dat wij) rammeiden
(dat jullie) rammeien(dat jullie) rammeiden
(dat gij) rammeiet(dat gij) rammeidet
(dat zij) rammeien(dat zij) rammeiden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
rammeirammeit
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
rammeiend, rammeiende(hebben) gerammeid

Vertalingen

Esperantorami; rampuŝi