Informatie over het woord roven (Nederlands → Esperanto: rabakiri)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈrovə(n)/
Afbrekingro·ven

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) roof(ik) roofde
(jij) rooft(jij) roofde
(hij) rooft(hij) roofde
(wij) roven(wij) roofden
(jullie) roven(jullie) roofden
(gij) rooft(gij) roofdet
(zij) roven(zij) roofden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) rove(dat ik) roofde
(dat jij) rove(dat jij) roofde
(dat hij) rove(dat hij) roofde
(dat wij) roven(dat wij) roofden
(dat jullie) roven(dat jullie) roofden
(dat gij) rovet(dat gij) roofdet
(dat zij) roven(dat zij) roofden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
roofrooft
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
rovend, rovende(hebben) geroofd

Vertalingen

Esperantorabakiri