Informatie over het woord stippelen (Nederlands → Esperanto: punkti)

Synoniemen: punteren, spikkelen

Woordsoortwerkwoord

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) stippel(ik) stippelde
(jij) stippelt(jij) stippelde
(hij) stippelt(hij) stippelde
(wij) stippelen(wij) stippelden
(jullie) stippelen(jullie) stippelden
(gij) stippelt(gij) stippeldet
(zij) stippelen(zij) stippelden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) stippele(dat ik) stippelde
(dat jij) stippele(dat jij) stippelde
(dat hij) stippele(dat hij) stippelde
(dat wij) stippelen(dat wij) stippelden
(dat jullie) stippelen(dat jullie) stippelden
(dat gij) stippelet(dat gij) stippeldet
(dat zij) stippelen(dat zij) stippelden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
stippelstippelt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
stippelend, stippelende(hebben) gestippeld

Vertalingen

Duitspunktieren
Engelspunctuate
Esperantopunkti
Fransparsemer
Portugeespontilhar
Saterfriespunktierje; stippelje