Woordsoort | werkwoord |
---|
Aantonende wijs | |
---|---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
(ik) verpulver | (ik) verpulverde |
(jij) verpulvert | (jij) verpulverde |
(hij) verpulvert | (hij) verpulverde |
(wij) verpulveren | (wij) verpulverden |
(jullie) verpulveren | (jullie) verpulverden |
(gij) verpulvert | (gij) verpulverdet |
(zij) verpulveren | (zij) verpulverden |
Aanvoegende wijs | |
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
(dat ik) verpulvere | (dat ik) verpulverde |
(dat jij) verpulvere | (dat jij) verpulverde |
(dat hij) verpulvere | (dat hij) verpulverde |
(dat wij) verpulveren | (dat wij) verpulverden |
(dat jullie) verpulveren | (dat jullie) verpulverden |
(dat gij) verpulveret | (dat gij) verpulverdet |
(dat zij) verpulveren | (dat zij) verpulverden |
Deelwoorden | |
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
verpulverend, verpulverende | (zijn) verpulverd |
Esperanto | pulvoriĝi |
---|