Informatie over het woord notuleren (Nederlands → Esperanto: protokoli)

Synoniemen: bekeuren, verbaliseren, op de bon slingeren

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/notyˈlerə(n)/
Afbrekingno·tu·le·ren

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) notuleer(ik) notuleerde
(jij) notuleert(jij) notuleerde
(hij) notuleert(hij) notuleerde
(wij) notuleren(wij) notuleerden
(jullie) notuleren(jullie) notuleerden
(gij) notuleert(gij) notuleerdet
(zij) notuleren(zij) notuleerden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) notulere(dat ik) notuleerde
(dat jij) notulere(dat jij) notuleerde
(dat hij) notulere(dat hij) notuleerde
(dat wij) notuleren(dat wij) notuleerden
(dat jullie) notuleren(dat jullie) notuleerden
(dat gij) notuleret(dat gij) notuleerdet
(dat zij) notuleren(dat zij) notuleerden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
notuleernotuleert
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
notulerend, notulerende(hebben) genotuleerd

Vertalingen

Engelstake the minutes; take somebody’s name
Esperantoprotokoli
Spaansmultar