Informatie over het woord torsen (Nederlands → Esperanto: porti pene)

Synoniem: sjouwen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈtɔrsə(n)/
Afbrekingtor·sen

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) tors(ik) torste
(jij) torst(jij) torste
(hij) torst(hij) torste
(wij) torsen(wij) torsten
(jullie) torsen(jullie) torsten
(gij) torst(gij) torstet
(zij) torsen(zij) torsten
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) torse(dat ik) torste
(dat jij) torse(dat jij) torste
(dat hij) torse(dat hij) torste
(dat wij) torsen(dat wij) torsten
(dat jullie) torsen(dat jullie) torsten
(dat gij) torset(dat gij) torstet
(dat zij) torsen(dat zij) torsten
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
torstorst
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
torsend, torsende(hebben) getorst

Voorbeelden van gebruik

„Wat hebt u daar?” vroeg hij gedempt toen hij merkte dat wij iets torsten.

Vertalingen

Esperantoporti pene