Informatie over het woord proppen (Nederlands → Esperanto: plenŝtopi)

Synoniemen: opstoppen, opvullen, volproppen, volstoppen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈprɔpə(n)/
Afbrekingprop·pen

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) prop(ik) propte
(jij) propt(jij) propte
(hij) propt(hij) propte
(wij) proppen(wij) propten
(jullie) proppen(jullie) propten
(gij) propt(gij) proptet
(zij) proppen(zij) propten
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) proppe(dat ik) propte
(dat jij) proppe(dat jij) propte
(dat hij) proppe(dat hij) propte
(dat wij) proppen(dat wij) propten
(dat jullie) proppen(dat jullie) propten
(dat gij) proppet(dat gij) proptet
(dat zij) proppen(dat zij) propten
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
proppropt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
proppend, proppende(hebben) gepropt

Voorbeelden van gebruik

Met een gelaten knikje propte hij het ding in zijn zak.

Vertalingen

Engelscram
Esperantoplenŝtopi
Portugeesempanturrar; entulhar