Informatie over het woord pekken (Nederlands → Esperanto: peĉi)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈpɛkə(n)/
Afbrekingpek·ken

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) pek(ik) pekte
(jij) pekt(jij) pekte
(hij) pekt(hij) pekte
(wij) pekken(wij) pekten
(jullie) pekken(jullie) pekten
(gij) pekt(gij) pektet
(zij) pekken(zij) pekten
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) pekke(dat ik) pekte
(dat jij) pekke(dat jij) pekte
(dat hij) pekke(dat hij) pekte
(dat wij) pekken(dat wij) pekten
(dat jullie) pekken(dat jullie) pekten
(dat gij) pekket(dat gij) pektet
(dat zij) pekken(dat zij) pekten
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
pekpekt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
pekkend, pekkende(hebben) gepekt

Vertalingen

Engelspitch
Esperantopeĉi