Informatie over het woord vooruitsturen (Nederlands → Esperanto: antaŭsendi)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/voˈrœy̯tstyːrə(n)/
Afbrekingvoor·uit·stu·ren

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) stuur vooruit(ik) stuurde vooruit
(jij) stuurt vooruit(jij) stuurde vooruit
(hij) stuurt vooruit(hij) stuurde vooruit
(wij) sturen vooruit(wij) stuurden vooruit
(jullie) sturen vooruit(jullie) stuurden vooruit
(gij) stuurt vooruit(gij) stuurdet vooruit
(zij) sturen vooruit(zij) stuurden vooruit
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) vooruitsture(dat ik) vooruitstuurde
(dat jij) vooruitsture(dat jij) vooruitstuurde
(dat hij) vooruitsture(dat hij) vooruitstuurde
(dat wij) vooruitsturen(dat wij) vooruitstuurden
(dat jullie) vooruitsturen(dat jullie) vooruitstuurden
(dat gij) vooruitsturet(dat gij) vooruitstuurdet
(dat zij) vooruitsturen(dat zij) vooruitstuurden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
stuur vooruitstuurt vooruit
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
vooruitsturend, vooruitsturende(hebben) vooruitgestuurd

Voorbeelden van gebruik

Zij werden opnieuw vooruitgestuurd en de hoofdmacht volgde langzaam.

Vertalingen

Duitsvorausschicken
Esperantoantaŭsendi