Informatie over het woord bijbenen (Nederlands → Esperanto: paŝteni)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈbɛi̯benə(n)/
Afbrekingbij·be·nen

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) been bij(ik) beende bij
(jij) beent bij(jij) beende bij
(hij) beent bij(hij) beende bij
(wij) benen bij(wij) beenden bij
(jullie) benen bij(jullie) beenden bij
(gij) beent bij(gij) beendet bij
(zij) benen bij(zij) beenden bij
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) bijbene(dat ik) bijbeende
(dat jij) bijbene(dat jij) bijbeende
(dat hij) bijbene(dat hij) bijbeende
(dat wij) bijbenen(dat wij) bijbeenden
(dat jullie) bijbenen(dat jullie) bijbeenden
(dat gij) bijbenet(dat gij) bijbeendet
(dat zij) bijbenen(dat zij) bijbeenden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
been bijbeent bij
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
bijbenend, bijbenende(hebben) bijgebeend

Vertalingen

Engelskeep up with
Esperantopaŝteni