Informatie over het woord vooropgaan (Nederlands → Esperanto: antaŭiri)

Synoniemen: voorafgaan, voorgaan, voorlopen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/voˈrɔpxan/
Afbrekingvoor·op·gaan

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) ga voorop(ik) ging voorop
(jij) gaat voorop(jij) ging voorop
(hij) gaat voorop(hij) ging voorop
(wij) gaan voorop(wij) gingen voorop
(jullie) gaan voorop(jullie) gingen voorop
(gij) gaat voorop(gij) gingt voorop
(zij) gaan voorop(zij) gingen voorop
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) vooropga(dat ik) vooropginge
(dat jij) vooropga(dat jij) vooropginge
(dat hij) vooropga(dat hij) vooropginge
(dat wij) vooropgaan(dat wij) vooropgingen
(dat jullie) vooropgaan(dat jullie) vooropgingen
(dat gij) vooropgaat(dat gij) vooropginget
(dat zij) vooropgaan(dat zij) vooropgingen
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
ga vooropgaat voorop
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
vooropgaand, vooropgaande(zijn) vooropgegaan

Voorbeelden van gebruik

Gimli ging met de tovenaar voorop, zozeer verlangde hij erna naar Moria te gaan.

Vertalingen

Deensgå foran
Duitsvorangehen; vorausgehen; vornweg gehen; vorhergehen; vorgehen
Engelslead
Esperantoantaŭiri
Fransprécéder
Latijnantecedere; anteire; anteviare