Informatie over het woord parasiteren (Nederlands → Esperanto: paraziti)

Synoniemen: klaplopen, op de schobberdebonk lopen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/paraziˈteːrə(n)/
Afbrekingpa·ra·si·te·ren

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) parasiteer(ik) parasiteerde
(jij) parasiteert(jij) parasiteerde
(hij) parasiteert(hij) parasiteerde
(wij) parasiteren(wij) parasiteerden
(jullie) parasiteren(jullie) parasiteerden
(gij) parasiteert(gij) parasiteerdet
(zij) parasiteren(zij) parasiteerden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) parasitere(dat ik) parasiteerde
(dat jij) parasitere(dat jij) parasiteerde
(dat hij) parasitere(dat hij) parasiteerde
(dat wij) parasiteren(dat wij) parasiteerden
(dat jullie) parasiteren(dat jullie) parasiteerden
(dat gij) parasiteret(dat gij) parasiteerdet
(dat zij) parasiteren(dat zij) parasiteerden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
parasiteerparasiteert
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
parasiterend, parasiterende(hebben) geparasiteerd

Voorbeelden van gebruik

Dit onooglijke insect behoort tot de wolluizen en parasiteert op cactussen.

Vertalingen

Duitsschmarotzen
Esperantoparaziti
Faeröerssnulta
Papiamentsparasitá