Synoniem: vooruitbrengen
Woordsoort | werkwoord |
---|
Aantonende wijs | |
---|---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
(ik) zet vooruit | (ik) zette vooruit |
(jij) zet vooruit | (jij) zette vooruit |
(hij) zet vooruit | (hij) zette vooruit |
(wij) zetten vooruit | (wij) zetten vooruit |
(jullie) zetten vooruit | (jullie) zetten vooruit |
(gij) zet vooruit | (gij) zettet vooruit |
(zij) zetten vooruit | (zij) zetten vooruit |
Aanvoegende wijs | |
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
(dat ik) vooruitzette | (dat ik) vooruitzette |
(dat jij) vooruitzette | (dat jij) vooruitzette |
(dat hij) vooruitzette | (dat hij) vooruitzette |
(dat wij) vooruitzetten | (dat wij) vooruitzetten |
(dat jullie) vooruitzetten | (dat jullie) vooruitzetten |
(dat gij) vooruitzettet | (dat gij) vooruitzettet |
(dat zij) vooruitzetten | (dat zij) vooruitzetten |
Gebiedende wijs | |
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
zet vooruit | zet vooruit |
Deelwoorden | |
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
vooruitzettend, vooruitzettende | (hebben) vooruitgezet |
Duits | voranbringen; vorwärts bewegen |
---|---|
Engels | advance |
Esperanto | antaŭenigi; postenigi |