Informatie over het woord mistasten (Nederlands → Esperanto: palpi maltrafe)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈmɪstɑstə(n)/
Afbrekingmis·tas·ten

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) mistast(ik) mistastte
(jij) mistast(jij) mistastte
(hij) mistast(hij) mistastte
(wij) mistasten(wij) mistastten
(jullie) mistasten(jullie) mistastten
(gij) mistast(gij) mistasttet
(zij) mistasten(zij) mistastten
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) mistaste(dat ik) mistastte
(dat jij) mistaste(dat jij) mistastte
(dat hij) mistaste(dat hij) mistastte
(dat wij) mistasten(dat wij) mistastten
(dat jullie) mistasten(dat jullie) mistastten
(dat gij) mistastet(dat gij) mistasttet
(dat zij) mistasten(dat zij) mistastten
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
mistastend, mistastende(hebben) misgetast

Vertalingen

Esperantopalpi maltrafe