Informatie over het woord tintelogen (Nederlands → Esperanto: palpebrumi)

Synoniemen: met de ogen knipperen, pinken, met zijn ogen knipperen

Woordsoortwerkwoord

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) tinteloog(ik) tinteloogde
(jij) tinteloogt(jij) tinteloogde
(hij) tinteloogt(hij) tinteloogde
(wij) tintelogen(wij) tinteloogden
(jullie) tintelogen(jullie) tinteloogden
(gij) tinteloogt(gij) tinteloogdet
(zij) tintelogen(zij) tinteloogden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) tinteloge(dat ik) tinteloogde
(dat jij) tinteloge(dat jij) tinteloogde
(dat hij) tinteloge(dat hij) tinteloogde
(dat wij) tintelogen(dat wij) tinteloogden
(dat jullie) tintelogen(dat jullie) tinteloogden
(dat gij) tinteloget(dat gij) tinteloogdet
(dat zij) tintelogen(dat zij) tinteloogden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
tinteloogtinteloogt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
tintelogend, tintelogende(hebben) getinteloogd

Vertalingen

Duitsblinzeln; zwinkern
Engelsblink
Esperantopalpebrumi
Faeröersblunka
Portugeespestanejar; piscar
Saterfriesknipoogje; kwinkje
Spaansguiñar el ojo; pestañear