Informatie over het woord fusilleren (Nederlands → Esperanto: pafmortigi)

Synoniem: doodschieten

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/fyziˈlerə(n)/
Afbrekingfu·sil·le·ren

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) fusilleer(ik) fusilleerde
(jij) fusilleert(jij) fusilleerde
(hij) fusilleert(hij) fusilleerde
(wij) fusilleren(wij) fusilleerden
(jullie) fusilleren(jullie) fusilleerden
(gij) fusilleert(gij) fusilleerdet
(zij) fusilleren(zij) fusilleerden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) fusillere(dat ik) fusilleerde
(dat jij) fusillere(dat jij) fusilleerde
(dat hij) fusillere(dat hij) fusilleerde
(dat wij) fusilleren(dat wij) fusilleerden
(dat jullie) fusilleren(dat jullie) fusilleerden
(dat gij) fusilleret(dat gij) fusilleerdet
(dat zij) fusilleren(dat zij) fusilleerden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
fusilleerfusilleert
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
fusillerend, fusillerende(hebben) gefusilleerd

Vertalingen

Afrikaansdoodskiet
Deensihjelskyde
Duitserschießen
Engelsshoot
Esperantopafmortigi; mortpafi
Fransabattre