Informatie over het woord pacificeren (Nederlands → Esperanto: pacigi)

Synoniem: verzoenen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/pasifiˈserə(n)/
Afbrekingpa·ci·fi·ce·ren

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) pacificeer(ik) pacificeerde
(jij) pacificeert(jij) pacificeerde
(hij) pacificeert(hij) pacificeerde
(wij) pacificeren(wij) pacificeerden
(jullie) pacificeren(jullie) pacificeerden
(gij) pacificeert(gij) pacificeerdet
(zij) pacificeren(zij) pacificeerden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) pacificere(dat ik) pacificeerde
(dat jij) pacificere(dat jij) pacificeerde
(dat hij) pacificere(dat hij) pacificeerde
(dat wij) pacificeren(dat wij) pacificeerden
(dat jullie) pacificeren(dat jullie) pacificeerden
(dat gij) pacificeret(dat gij) pacificeerdet
(dat zij) pacificeren(dat zij) pacificeerden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
pacificeerpacificeert
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
pacificerend, pacificerende(hebben) gepacificeerd

Vertalingen

Afrikaanspasifiseer
Esperantopacigi
Franspacifier