Informatie over het woord oriënteren (Nederlands → Esperanto: orienti)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/orijɛnˈterə(n)/
Afbrekingori·en·te·ren

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) orienteer(ik) orienteerde
(jij) orienteert(jij) orienteerde
(hij) orienteert(hij) orienteerde
(wij) oriënteren(wij) orienteerden
(jullie) oriënteren(jullie) orienteerden
(gij) orienteert(gij) orienteerdet
(zij) oriënteren(zij) orienteerden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) oriëntere(dat ik) orienteerde
(dat jij) oriëntere(dat jij) orienteerde
(dat hij) oriëntere(dat hij) orienteerde
(dat wij) oriënteren(dat wij) orienteerden
(dat jullie) oriënteren(dat jullie) orienteerden
(dat gij) oriënteret(dat gij) orienteerdet
(dat zij) oriënteren(dat zij) orienteerden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
oriënteeroriënteert
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
oriënterend, oriënterende(hebben) georiënteerd

Vertalingen

Catalaansorientar
Engelsorientate
Esperantoorienti
Papiamentsorientá
Portugeesorientar
Spaansorientar