Informatie over het woord pikeren (Nederlands → Esperanto: ofendeti)

Synoniem: onaangenaam aandoen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/piˈkerə(n)/
Afbrekingpi·ke·ren

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) pikeer(ik) pikeerde
(jij) pikeert(jij) pikeerde
(hij) pikeert(hij) pikeerde
(wij) pikeren(wij) pikeerden
(jullie) pikeren(jullie) pikeerden
(gij) pikeert(gij) pikeerdet
(zij) pikeren(zij) pikeerden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) pikere(dat ik) pikeerde
(dat jij) pikere(dat jij) pikeerde
(dat hij) pikere(dat hij) pikeerde
(dat wij) pikeren(dat wij) pikeerden
(dat jullie) pikeren(dat jullie) pikeerden
(dat gij) pikeret(dat gij) pikeerdet
(dat zij) pikeren(dat zij) pikeerden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
pikeerpikeert
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
pikerend, pikerende(hebben) gepikeerd

Voorbeelden van gebruik

Hij was gepikeerd door Amro’s sceptische reactie.

Vertalingen

Esperantoofendeti