Informatie over het woord obsederen (Nederlands → Esperanto: obsedi)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ɔpseˈderə(n)/
Afbrekingob·se·de·ren

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) obsedeer(ik) obsedeerde
(jij) obsedeert(jij) obsedeerde
(hij) obsedeert(hij) obsedeerde
(wij) obsederen(wij) obsedeerden
(jullie) obsederen(jullie) obsedeerden
(gij) obsedeert(gij) obsedeerdet
(zij) obsederen(zij) obsedeerden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) obsedere(dat ik) obsedeerde
(dat jij) obsedere(dat jij) obsedeerde
(dat hij) obsedere(dat hij) obsedeerde
(dat wij) obsederen(dat wij) obsedeerden
(dat jullie) obsederen(dat jullie) obsedeerden
(dat gij) obsederet(dat gij) obsedeerdet
(dat zij) obsederen(dat zij) obsedeerden
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
obsederend, obsederende(hebben) geobsedeerd

Voorbeelden van gebruik

Glawen werd geobsedeerd door het onderzoek en kon nergens anders aan denken.

Vertalingen

Engelsobsess
Esperantoobsedi
Faeröersfinnast at; gera seg inn á; nerva
Fransobséder
Portugeesobsedar; obsediar; perseguir
Spaansobsesionar