Informatie over het woord neertellen (Nederlands → Esperanto: nombri)

Synoniemen: aftellen, tellen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈnertɛlə(n)/
Afbrekingneer·tel·len

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) tel neer(ik) telde neer
(jij) telt neer(jij) telde neer
(hij) telt neer(hij) telde neer
(wij) tellen neer(wij) telden neer
(jullie) tellen neer(jullie) telden neer
(gij) telt neer(gij) teldet neer
(zij) tellen neer(zij) telden neer
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) neertelle(dat ik) neertelde
(dat jij) neertelle(dat jij) neertelde
(dat hij) neertelle(dat hij) neertelde
(dat wij) neertellen(dat wij) neertelden
(dat jullie) neertellen(dat jullie) neertelden
(dat gij) neertellet(dat gij) neerteldet
(dat zij) neertellen(dat zij) neertelden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
tel neertelt neer
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
neertellend, neertellende(hebben) neergeteld

Voorbeelden van gebruik

De molenaar kon daar niets tegen inbrengen en dus telde hij zuchtend 300 daalders neer.

Vertalingen

Afrikaanstel
Deenstælle
Duitszählen; aufzählen
Engelscount
Esperantonombri
Finsluetella
Hawaiaanshelu; heluhelu; heluna
IJslandstelja
Italiaanscontare
Jiddischציילן
Latijncomputare; numerare
Luxemburgszielen
Maleisbilang; hitung; kira; menghitung
Nederduitstellen
Noorstelle
Poolsliczyć
Portugeesnumerar
Roemeensnumăra
Russischсосчитать; считать
Saterfriesaptälle; tälle
Schots-Gaelischcùnnt
Spaanscontar; enumerar
Srananteri
Tsjechischpočítat
Turkssaymak
Westerlauwers Friestelle