Informatie over het woord nivelleren (Nederlands → Esperanto: niveli)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/nivɛˈlerə(n)/
Afbrekingni·vel·le·ren

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) nivelleer(ik) nivelleerde
(jij) nivelleert(jij) nivelleerde
(hij) nivelleert(hij) nivelleerde
(wij) nivelleren(wij) nivelleerden
(jullie) nivelleren(jullie) nivelleerden
(gij) nivelleert(gij) nivelleerdet
(zij) nivelleren(zij) nivelleerden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) nivellere(dat ik) nivelleerde
(dat jij) nivellere(dat jij) nivelleerde
(dat hij) nivellere(dat hij) nivelleerde
(dat wij) nivelleren(dat wij) nivelleerden
(dat jullie) nivelleren(dat jullie) nivelleerden
(dat gij) nivelleret(dat gij) nivelleerdet
(dat zij) nivelleren(dat zij) nivelleerden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
nivelleernivelleert
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
nivellerend, nivellerende(hebben) genivelleerd

Vertalingen

Duitsnivellieren
Engelslevel
Esperantoniveli
Saterfriesnivellierje