Informatie over het woord niëlleren (Nederlands → Esperanto: nieli)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/nijɛˈlerə(n)/
Afbrekingni·el·le·ren

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) niëlleer(ik) niëlleerde
(jij) niëlleert(jij) niëlleerde
(hij) niëlleert(hij) niëlleerde
(wij) niëlleren(wij) niëlleerden
(jullie) niëlleren(jullie) niëlleerden
(gij) niëlleert(gij) niëlleerdet
(zij) niëlleren(zij) niëlleerden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) niëllere(dat ik) niëlleerde
(dat jij) niëllere(dat jij) niëlleerde
(dat hij) niëllere(dat hij) niëlleerde
(dat wij) niëlleren(dat wij) niëlleerden
(dat jullie) niëlleren(dat jullie) niëlleerden
(dat gij) niëlleret(dat gij) niëlleerdet
(dat zij) niëlleren(dat zij) niëlleerden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
niëlleerniëlleert
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
niëllerend, niëllerende(hebben) geniëlleerd

Vertalingen

Esperantonieli