Informatie over het woord fatsoeneren (Nederlands → Esperanto: netigi)

Synoniemen: in het net schrijven, opschonen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/fatsuˈnerə(n)/
Afbrekingfat·soe·ne·ren

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) fatsoeneer(ik) fatsoeneerde
(jij) fatsoeneert(jij) fatsoeneerde
(hij) fatsoeneert(hij) fatsoeneerde
(wij) fatsoeneren(wij) fatsoeneerden
(jullie) fatsoeneren(jullie) fatsoeneerden
(gij) fatsoeneert(gij) fatsoeneerdet
(zij) fatsoeneren(zij) fatsoeneerden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) fatsoenere(dat ik) fatsoeneerde
(dat jij) fatsoenere(dat jij) fatsoeneerde
(dat hij) fatsoenere(dat hij) fatsoeneerde
(dat wij) fatsoeneren(dat wij) fatsoeneerden
(dat jullie) fatsoeneren(dat jullie) fatsoeneerden
(dat gij) fatsoeneret(dat gij) fatsoeneerdet
(dat zij) fatsoeneren(dat zij) fatsoeneerden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
fatsoeneerfatsoeneert
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
fatsoenerend, fatsoenerende(hebben) gefatsoeneerd

Voorbeelden van gebruik

Het meisje baadde, kleedde zich, fatsoeneerde haar zwarte haar, en kwam toen aarzelend de grote kamer van de tent in, waar Rhialto zich bij haar voegde aan het ontbijt.

Vertalingen

Engelsfinalize; put in finished form; tidy up
Esperantonetigi
Portugeespassar a limpo