Informatie over het woord nestelen (Nederlands → Esperanto: nesti)

Synoniem: een nest maken

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈnɛstələ(n)/
Afbrekingnes·te·len

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) nestel(ik) nestelde
(jij) nestelt(jij) nestelde
(hij) nestelt(hij) nestelde
(wij) nestelen(wij) nestelden
(jullie) nestelen(jullie) nestelden
(gij) nestelt(gij) nesteldet
(zij) nestelen(zij) nestelden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) nestele(dat ik) nestelde
(dat jij) nestele(dat jij) nestelde
(dat hij) nestele(dat hij) nestelde
(dat wij) nestelen(dat wij) nestelden
(dat jullie) nestelen(dat jullie) nestelden
(dat gij) nestelet(dat gij) nesteldet
(dat zij) nestelen(dat zij) nestelden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
nestelnestelt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
nestelend, nestelende(hebben) genesteld

Vertalingen

Duitsnisten
Engelsnest
Esperantonesti
Fransfaire son nid; nicher
Portugeesfazer seu ninho
Saterfriesnääselje
Westerlauwers Friesnestelje