Informatie over het woord moireren (Nederlands → Esperanto: muari)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/mwaˈrerə(n)/
Afbrekingmoi·re·ren

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) moireer(ik) moireerde
(jij) moireert(jij) moireerde
(hij) moireert(hij) moireerde
(wij) moireren(wij) moireerden
(jullie) moireren(jullie) moireerden
(gij) moireert(gij) moireerdet
(zij) moireren(zij) moireerden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) moirere(dat ik) moireerde
(dat jij) moirere(dat jij) moireerde
(dat hij) moirere(dat hij) moireerde
(dat wij) moireren(dat wij) moireerden
(dat jullie) moireren(dat jullie) moireerden
(dat gij) moireret(dat gij) moireerdet
(dat zij) moireren(dat zij) moireerden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
moireermoireert
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
moirerend, moirerende(hebben) gemoireerd

Vertalingen

Engelsmoiré
Esperantomuari
Spaansdar aguas; dar visos