Informatie over het woord 'gelijklopen' [dut] (epo: montri la ĝustan tempon)

Synoniem: gelijkgaan

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijd	Verleden tijd
(ik) loop gelijk	(ik) liep gelijk
(jij) loopt gelijk	(jij) liep gelijk
(hij) loopt gelijk	(hij) liep gelijk
(wij) lopen gelijk	(wij) liepen gelijk
(jullie) lopen gelijk	(jullie) liepen gelijk
(gij) loopt gelijk	(gij) liept gelijk
(zij) lopen gelijk	(zij) liepen gelijk
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijd	Verleden tijd
(dat ik) gelijklope	(dat ik) gelijkliepe
(dat jij) gelijklope	(dat jij) gelijkliepe
(dat hij) gelijklope	(dat hij) gelijkliepe
(dat wij) gelijklopen	(dat wij) gelijkliepen
(dat jullie) gelijklopen	(dat jullie) gelijkliepen
(dat gij) gelijklopet	(dat gij) gelijkliepet
(dat zij) gelijklopen	(dat zij) gelijkliepen
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoord	Verleden deelwoord
gelijklopend, gelijklopende	(hebben) gelijkgelopen