Informatie over het woord moduleren (Nederlands → Esperanto: moduli)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/modyˈlerə(n)/
Afbrekingmo·du·le·ren

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) moduleer(ik) moduleerde
(jij) moduleert(jij) moduleerde
(hij) moduleert(hij) moduleerde
(wij) moduleren(wij) moduleerden
(jullie) moduleren(jullie) moduleerden
(gij) moduleert(gij) moduleerdet
(zij) moduleren(zij) moduleerden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) modulere(dat ik) moduleerde
(dat jij) modulere(dat jij) moduleerde
(dat hij) modulere(dat hij) moduleerde
(dat wij) moduleren(dat wij) moduleerden
(dat jullie) moduleren(dat jullie) moduleerden
(dat gij) moduleret(dat gij) moduleerdet
(dat zij) moduleren(dat zij) moduleerden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
moduleermoduleert
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
modulerend, modulerende(hebben) gemoduleerd

Vertalingen

Duitsmodulieren
Engelsmodulate
Esperantomoduli
Finsvaihtaa sävellajia
Spaansmodular
Tsjechischmodulovat