Informatie over het woord fatsoeneren (Nederlands → Esperanto: modeligi)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/fatsuˈnerə(n)/
Afbrekingfat·soe·ne·ren

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) fatsoeneer(ik) fatsoeneerde
(jij) fatsoeneert(jij) fatsoeneerde
(hij) fatsoeneert(hij) fatsoeneerde
(wij) fatsoeneren(wij) fatsoeneerden
(jullie) fatsoeneren(jullie) fatsoeneerden
(gij) fatsoeneert(gij) fatsoeneerdet
(zij) fatsoeneren(zij) fatsoeneerden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) fatsoenere(dat ik) fatsoeneerde
(dat jij) fatsoenere(dat jij) fatsoeneerde
(dat hij) fatsoenere(dat hij) fatsoeneerde
(dat wij) fatsoeneren(dat wij) fatsoeneerden
(dat jullie) fatsoeneren(dat jullie) fatsoeneerden
(dat gij) fatsoeneret(dat gij) fatsoeneerdet
(dat zij) fatsoeneren(dat zij) fatsoeneerden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
fatsoeneerfatsoeneert
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
fatsoenerend, fatsoenerende(hebben) gefatsoeneerd

Vertalingen

Engelsmodel
Esperantomodeligi