Synoniem: uitzetten
Woordsoort | werkwoord |
---|---|
Uitspraak | /ˈbœy̯tə(n)zɛtə(n)/ |
Afbreking | bui·ten·zet·ten |
Aantonende wijs | |
---|---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
(ik) zet buiten | (ik) zette buiten |
(jij) zet buiten | (jij) zette buiten |
(hij) zet buiten | (hij) zette buiten |
(wij) zetten buiten | (wij) zetten buiten |
(jullie) zetten buiten | (jullie) zetten buiten |
(gij) zet buiten | (gij) zettet buiten |
(zij) zetten buiten | (zij) zetten buiten |
Aanvoegende wijs | |
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
(dat ik) buitenzette | (dat ik) buitenzette |
(dat jij) buitenzette | (dat jij) buitenzette |
(dat hij) buitenzette | (dat hij) buitenzette |
(dat wij) buitenzetten | (dat wij) buitenzetten |
(dat jullie) buitenzetten | (dat jullie) buitenzetten |
(dat gij) buitenzettet | (dat gij) buitenzettet |
(dat zij) buitenzetten | (dat zij) buitenzetten |
Gebiedende wijs | |
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
zet buiten | zet buiten |
Deelwoorden | |
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
buitenzettend, buitenzettende | (hebben) buitengezet |
Esperanto | meti eksteren |
---|