Informatie over het woord rijpen (Nederlands → Esperanto: maturiĝi)

Synoniem: rijp worden

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈrɛi̯pə(n)/
Afbrekingrij·pen

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) rijp(ik) rijpte
(jij) rijpt(jij) rijpte
(hij) rijpt(hij) rijpte
(wij) rijpen(wij) rijpten
(jullie) rijpen(jullie) rijpten
(gij) rijpt(gij) rijptet
(zij) rijpen(zij) rijpten
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) rijpe(dat ik) rijpte
(dat jij) rijpe(dat jij) rijpte
(dat hij) rijpe(dat hij) rijpte
(dat wij) rijpen(dat wij) rijpten
(dat jullie) rijpen(dat jullie) rijpten
(dat gij) rijpet(dat gij) rijptet
(dat zij) rijpen(dat zij) rijpten
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
rijpend, rijpende(zijn) gerijpt

Voorbeelden van gebruik

Het zaad rijpt in mei en wordt dan door de wind meegevoerd.
Zijn plannen zijn nog verre van rijp, dunkt me, maar zij rijpen.

Vertalingen

Duitsreifen
Engelsripen; mature
Esperantomaturiĝi
Fransmûrir
Papiamentshecha
Portugeesamadurecer
Srananlepi
Swahili‐iva
Zweedsmogna