Informatie over het woord marcotteren (Nederlands → Esperanto: markoti)

Synoniem: afleggen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/mɑrkɔˈterə(n)/
Afbrekingmar·cot·te·ren

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) marcotteer(ik) marcotteerde
(jij) marcotteert(jij) marcotteerde
(hij) marcotteert(hij) marcotteerde
(wij) marcotteren(wij) marcotteerden
(jullie) marcotteren(jullie) marcotteerden
(gij) marcotteert(gij) marcotteerdet
(zij) marcotteren(zij) marcotteerden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) marcottere(dat ik) marcotteerde
(dat jij) marcottere(dat jij) marcotteerde
(dat hij) marcottere(dat hij) marcotteerde
(dat wij) marcotteren(dat wij) marcotteerden
(dat jullie) marcotteren(dat jullie) marcotteerden
(dat gij) marcotteret(dat gij) marcotteerdet
(dat zij) marcotteren(dat zij) marcotteerden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
marcotteermarcotteert
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
marcotterend, marcotterende(hebben) gemarcotteerd

Vertalingen

Engelslayer
Esperantomarkoti