Informatie over het woord legen (Nederlands → Esperanto: malplenigi)

Synoniemen: ledigen, lenzen, lichten, ruimen, uithalen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈleɣə(n)/
Afbrekingle·gen

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) leeg(ik) leegde
(jij) leegt(jij) leegde
(hij) leegt(hij) leegde
(wij) legen(wij) leegden
(jullie) legen(jullie) leegden
(gij) leegt(gij) leegdet
(zij) legen(zij) leegden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) lege(dat ik) leegde
(dat jij) lege(dat jij) leegde
(dat hij) lege(dat hij) leegde
(dat wij) legen(dat wij) leegden
(dat jullie) legen(dat jullie) leegden
(dat gij) leget(dat gij) leegdet
(dat zij) legen(dat zij) leegden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
leegleegt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
legend, legende(hebben) geleegd

Voorbeelden van gebruik

Hij leegde zijn glas en begaf zich naar zijn kamer.

Vertalingen

Deenstømme
Duitsausleeren; entleeren
Engelsempty
Esperantomalplenigi
Fransvider
Grieksαδειάζω
Italiaansvuotare
Roemeensgoli
Saterfriesloosmoakje
Spaansvaciar
Srananleygi
Tsjechischvyprázdnit
Turksboşalmak; boşaltmak