Informatie over het woord dempen (Nederlands → Esperanto: malheligi)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈdempə(n)/
Afbrekingdem·pen

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) demp(ik) dempte
(jij) dempt(jij) dempte
(hij) dempt(hij) dempte
(wij) dempen(wij) dempten
(jullie) dempen(jullie) dempten
(gij) dempt(gij) demptet
(zij) dempen(zij) dempten
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) dempe(dat ik) dempte
(dat jij) dempe(dat jij) dempte
(dat hij) dempe(dat hij) dempte
(dat wij) dempen(dat wij) dempten
(dat jullie) dempen(dat jullie) dempten
(dat gij) dempet(dat gij) demptet
(dat zij) dempen(dat zij) dempten
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
dempdempt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
dempend, dempende(hebben) gedempt

Voorbeelden van gebruik

Kan je het licht wat dempen, neef?

Vertalingen

Duitsverdunkeln; dunkel machen
Engelsdim
Esperantomalheligi
Fransfoncer