Informatie over het woord wantrouwen (Nederlands → Esperanto: malfidi)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈʋɑntrɑu̯ʋə(n)/
Afbrekingwan·trou·wen

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) wantrouw(ik) wantrouwde
(jij) wantrouwt(jij) wantrouwde
(hij) wantrouwt(hij) wantrouwde
(wij) wantrouwen(wij) wantrouwden
(jullie) wantrouwen(jullie) wantrouwden
(gij) wantrouwt(gij) wantrouwdet
(zij) wantrouwen(zij) wantrouwden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) wantrouwe(dat ik) wantrouwde
(dat jij) wantrouwe(dat jij) wantrouwde
(dat hij) wantrouwe(dat hij) wantrouwde
(dat wij) wantrouwen(dat wij) wantrouwden
(dat jullie) wantrouwen(dat jullie) wantrouwden
(dat gij) wantrouwet(dat gij) wantrouwdet
(dat zij) wantrouwen(dat zij) wantrouwden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
wantrouwwantrouwt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
wantrouwend, wantrouwende(hebben) gewantrouwd

Voorbeelden van gebruik

Andere beweegredenen wantrouw ik.
Niettemin wantrouwde Alusz Iphigenia het eten.

Vertalingen

Deensmistro
Duitsmißtrauen
Engelsdistrust; suspect; mistrust; misdoubt
Esperantomalfidi
Fransse méfier
IJslandsvantreysta
Noorsmistro
Papiamentsdeskonfiá
Zweedsmisstro