Informatie over het woord afbakenen (Nederlands → Esperanto: limdifini)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈɑvbakənə(n)/
Afbrekingaf·ba·ke·nen

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) baken af(ik) bakende af
(jij) bakent af(jij) bakende af
(hij) bakent af(hij) bakende af
(wij) bakenen af(wij) bakenden af
(jullie) bakenen af(jullie) bakenden af
(gij) bakent af(gij) bakendet af
(zij) bakenen af(zij) bakenden af
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) afbakene(dat ik) afbakende
(dat jij) afbakene(dat jij) afbakende
(dat hij) afbakene(dat hij) afbakende
(dat wij) afbakenen(dat wij) afbakenden
(dat jullie) afbakenen(dat jullie) afbakenden
(dat gij) afbakenet(dat gij) afbakendet
(dat zij) afbakenen(dat zij) afbakenden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
baken afbakent af
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
afbakenend, afbakenende(hebben) afgebakend

Vertalingen

Engelsmark out; trace; trace out
Esperantolimdifini
Italiaansdelimitare
Spaansamojonar
Westerlauwers Friesôfbeakenje