Informatie over het woord opslobberen (Nederlands → Esperanto: langotrinki)

Synoniemen: oplikken, slobberen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈɔpslɔbərə(n)/
Afbrekingop·slob·beren

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) slobber op(ik) slobberde op
(jij) slobbert op(jij) slobberde op
(hij) slobbert op(hij) slobberde op
(wij) slobberen op(wij) slobberden op
(jullie) slobberen op(jullie) slobberden op
(gij) slobbert op(gij) slobberdet op
(zij) slobberen op(zij) slobberden op
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) opslobbere(dat ik) opslobberde
(dat jij) opslobbere(dat jij) opslobberde
(dat hij) opslobbere(dat hij) opslobberde
(dat wij) opslobberen(dat wij) opslobberden
(dat jullie) opslobberen(dat jullie) opslobberden
(dat gij) opslobberet(dat gij) opslobberdet
(dat zij) opslobberen(dat zij) opslobberden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
slobber opslobbert op
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
opslobberend, opslobberende(hebben) opgeslobberd

Vertalingen

Esperantolangotrinki