Synoniemen: bijeenschakelen, gelijkschakelen
Woordsoort | werkwoord |
---|
Uitspraak | /koɔrdiˈnerə(n)/ |
---|
Afbreking | co·or·di·ne·ren |
---|
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) coördineer | (ik) coördineerde |
(jij) coördineert | (jij) coördineerde |
(hij) coördineert | (hij) coördineerde |
(wij) coördineren | (wij) coördineerden |
(jullie) coördineren | (jullie) coördineerden |
(gij) coördineert | (gij) coördineerdet |
(zij) coördineren | (zij) coördineerden |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) coördinere | (dat ik) coördineerde |
(dat jij) coördinere | (dat jij) coördineerde |
(dat hij) coördinere | (dat hij) coördineerde |
(dat wij) coördineren | (dat wij) coördineerden |
(dat jullie) coördineren | (dat jullie) coördineerden |
(dat gij) coördineret | (dat gij) coördineerdet |
(dat zij) coördineren | (dat zij) coördineerden |
Gebiedende wijs |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
coördineer | coördineert |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
coördinerend, coördinerende | (hebben) gecoördineerd |