Informatie over het woord samengroeien (Nederlands → Esperanto: kunkreski)

Woordsoortwerkwoord

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) samengroei(ik) samengroeide
(jij) samengroeit(jij) samengroeide
(hij) samengroeit(hij) samengroeide
(wij) samengroeien(wij) samengroeiden
(jullie) samengroeien(jullie) samengroeiden
(gij) samengroeit(gij) samengroeidet
(zij) samengroeien(zij) samengroeiden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) samengroeie(dat ik) samengroeide
(dat jij) samengroeie(dat jij) samengroeide
(dat hij) samengroeie(dat hij) samengroeide
(dat wij) samengroeien(dat wij) samengroeiden
(dat jullie) samengroeien(dat jullie) samengroeiden
(dat gij) samengroeiet(dat gij) samengroeidet
(dat zij) samengroeien(dat zij) samengroeiden
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
samengroeiend, samengroeiende(zijn) samengegroeid

Vertalingen

Esperantokunkreski