Informatie over het woord meerekenen (Nederlands → Esperanto: kunkalkuli)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈmerekənə(n)/
Afbrekingmee·re·ke·nen

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) reken mee(ik) rekende mee
(jij) rekent mee(jij) rekende mee
(hij) rekent mee(hij) rekende mee
(wij) rekenen mee(wij) rekenden mee
(jullie) rekenen mee(jullie) rekenden mee
(gij) rekent mee(gij) rekendet mee
(zij) rekenen mee(zij) rekenden mee
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) meerekene(dat ik) meerekende
(dat jij) meerekene(dat jij) meerekende
(dat hij) meerekene(dat hij) meerekende
(dat wij) meerekenen(dat wij) meerekenden
(dat jullie) meerekenen(dat jullie) meerekenden
(dat gij) meerekenet(dat gij) meerekendet
(dat zij) meerekenen(dat zij) meerekenden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
reken meerekent mee
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
meerekenend, meerekenende(hebben) meegerekend

Voorbeelden van gebruik

Nu waren er nog slechts elf mannen in leven, de kapitein niet meegerekend.
Er waren veertig dwergen met Dolgan meegerekend.

Vertalingen

Duitsmitrechnen; mitzählen; zusammenzählen
Esperantokunkalkuli