Synoniemen: continueren, dóórlopen, voortduren
Woordsoort | werkwoord |
---|
Uitspraak | /bəˈstɛndəɣə(n)/ |
---|
Afbreking | be·sten·di·gen |
---|
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) bestendig | (ik) bestendigde |
(jij) bestendigt | (jij) bestendigde |
(hij) bestendigt | (hij) bestendigde |
(wij) bestendigen | (wij) bestendigden |
(jullie) bestendigen | (jullie) bestendigden |
(gij) bestendigt | (gij) bestendigdet |
(zij) bestendigen | (zij) bestendigden |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) bestendige | (dat ik) bestendigde |
(dat jij) bestendige | (dat jij) bestendigde |
(dat hij) bestendige | (dat hij) bestendigde |
(dat wij) bestendigen | (dat wij) bestendigden |
(dat jullie) bestendigen | (dat jullie) bestendigden |
(dat gij) bestendiget | (dat gij) bestendigdet |
(dat zij) bestendigen | (dat zij) bestendigden |
Gebiedende wijs |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
bestendig | bestendigt |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
bestendigend, bestendigende | (hebben) bestendigd |