Informatie over het woord knuffelen (Nederlands → Esperanto: karespremi)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈknɵfələ(n)/
Afbrekingknuf·fe·len

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) knuffel(ik) knuffelde
(jij) knuffelt(jij) knuffelde
(hij) knuffelt(hij) knuffelde
(wij) knuffelen(wij) knuffelden
(jullie) knuffelen(jullie) knuffelden
(gij) knuffelt(gij) knuffeldet
(zij) knuffelen(zij) knuffelden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) knuffele(dat ik) knuffelde
(dat jij) knuffele(dat jij) knuffelde
(dat hij) knuffele(dat hij) knuffelde
(dat wij) knuffelen(dat wij) knuffelden
(dat jullie) knuffelen(dat jullie) knuffelden
(dat gij) knuffelet(dat gij) knuffeldet
(dat zij) knuffelen(dat zij) knuffelden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
knuffelknuffelt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
knuffelend, knuffelende(hebben) geknuffeld

Vertalingen

Engelscuddle; hug
Esperantokarespremi