Informatie over het woord jeuken (Nederlands → Esperanto: juki)

Synoniemen: kriebelen, krieuwelen, wriemelen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈjøkə(n)/
Afbrekingjeu·ken

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(hij) jeukt(hij) jeukte
(zij) jeuken(zij) jeukten
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat hij) jeuke(dat hij) jeukte
(dat zij) jeuken(dat zij) jeukten
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
jeukend, jeukende(hebben) gejeukt

Vertalingen

Catalaanspicar
Duitsjucken
Engelsitch
Esperantojuki
Fransdémanger
Nederduitsjöäken; jokken; jökken
Papiamentsgrawatá; kishikí
Portugeesdar coceira; formigar; prurir
Saterfriesjuukje; kribbelje; prikkelje
Spaansescocer; picar
Sranankrasi
Thaisคัน
Tsjechischsvědět; svědit; svrbět
Westerlauwers Friesjûkje; jokje
Zweedsklia; klå