Informatie over het woord loslopen (Nederlands → Esperanto: iri libere)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈlɔslopə(n)/
Afbrekinglos·lo·pen

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) losloop (ik) losliep
(jij) losloopt (jij) losliep
(hij) losloopt (hij) losliep
(wij) loslopen (wij) losliepen
(jullie) loslopen (jullie) losliepen
(gij) losloopt (gij) losliept
(zij) loslopen (zij) losliepen
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) loslope(dat ik) losliepe
(dat jij) loslope(dat jij) losliepe
(dat hij) loslope(dat hij) losliepe
(dat wij) loslopen(dat wij) losliepen
(dat jullie) loslopen(dat jullie) losliepen
(dat gij) loslopet(dat gij) losliepet
(dat zij) loslopen(dat zij) losliepen
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
loslopend, loslopende(hebben) losgelopen

Vertalingen

Esperantoiri libere