Informatie over het woord tergen (Nederlands → Esperanto: incitegi)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈtɛrɣə(n)/
Afbrekingter·gen

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) terg(ik) tergde
(jij) tergt(jij) tergde
(hij) tergt(hij) tergde
(wij) tergen(wij) tergden
(jullie) tergen(jullie) tergden
(gij) tergt(gij) tergdet
(zij) tergen(zij) tergden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) terge(dat ik) tergde
(dat jij) terge(dat jij) tergde
(dat hij) terge(dat hij) tergde
(dat wij) tergen(dat wij) tergden
(dat jullie) tergen(dat jullie) tergden
(dat gij) terget(dat gij) tergdet
(dat zij) tergen(dat zij) tergden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
tergtergt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
tergend, tergende(hebben) getergd

Voorbeelden van gebruik

Allen moeten aanwezig zijn, want ik ben een getergd man!

Vertalingen

Engelsaggravate
Esperantoincitegi