Informatie over het woord stuwen (Nederlands → Esperanto: impulsi)

Woordsoortwerkwoord

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) stuw(ik) stuwde
(jij) stuwt(jij) stuwde
(hij) stuwt(hij) stuwde
(wij) stuwen(wij) stuwden
(jullie) stuwen(jullie) stuwden
(gij) stuwt(gij) stuwdet
(zij) stuwen(zij) stuwden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) stuwe(dat ik) stuwde
(dat jij) stuwe(dat jij) stuwde
(dat hij) stuwe(dat hij) stuwde
(dat wij) stuwen(dat wij) stuwden
(dat jullie) stuwen(dat jullie) stuwden
(dat gij) stuwet(dat gij) stuwdet
(dat zij) stuwen(dat zij) stuwden
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
stuwend, stuwende(hebben) gestuwd

Vertalingen

DuitsImpulse geben; treiben; antreiben; einen Anstoß geben; anregen
Engelsimpel
Esperantoimpulsi
Portugeesimpulsionar
Roemeensimpulsiona